Besmette kunst in Amsterdam Museum
Tijdens de Tweede Wereldoorlog roofden de nazi’s een belangrijk schilderij van een joodse familie. Tot onze verbazing bleek het in een museum in Amsterdam te hangen, onze thuisbasis. Het televisieprogramma Brandpunt besteedde er uitgebreid aandacht aan.
Er is veel geschreven over Tweede Wereldoorlog maar het zijn vaak de persoonlijke verhalen die je de koude rillingen bezorgen. Het verhaal van de Nederlandse joodse familie May is zo’n verhaal.
Kunstverzamelaar Paul May
Paul May, een Nederlandse bankier van joodse afkomst, had zich omhooggewerkt in het bedrijfsleven. Hij was directeur van de Lippmann-Rosenthal bank, commissaris bij de KLM en beschermheer van het Joods weeshuis. Hij en zijn vrouw waren bevriend met koningin Wilhelmina, met wie ze regelmatig de vakanties doorbrachten. Uiteraard was Paul May het aan zijn stand verplicht om een grote kunstverzameling aan te leggen.
Kunstverkoop na zelfmoord
Enkele dagen na de Duitse inval in Nederland, op 10 mei 1940, vluchten Paul en zijn vrouw naar Amsterdam waar hun dochter woont. De dochter en haar gezin proberen uit Nederland weg te komen wat uiteindelijk lukt via een laatste schip dat naar Engeland vaart. Paul en zijn vrouw blijven achter in het appartement van hun dochter. Van uitgeweken Duitse joden had Paul al voor de oorlog verschrikkelijke verhalen gehoord. Wanneer Nederland capituleert, nemen Paul en zijn vrouw een cyaankali pil en plegen zo zelfmoord. De Duitse bezetter confisqueert de achtergelaten kunstcollectie en verkoopt deze tijdens een openbare veiling in 1941. De opbrengst wordt gebruikt voor de Duitse oorlogsindustrie die op volle toeren draait.
Aankopen door hoge nazi’s
Artiaz dook in de geschiedenis van de familie May en de verdwenen kunstcollectie. De geveilde stukken konden vernietigd zijn door het oorlogsgeweld of verspreid geraakt zijn over de hele wereld. Het lukte ons de hand te leggen op de veilinggids uit 1941. Dat hier belangrijke stukken onder de hamer waren gegaan, bleek uit de aanwezigheid tijdens de veiling van tussenpersonen van Adolf Hitler en Herman Goering. Ook NSB-leider Anton Mussert was van de partij.
Teruggave door de Monuments Men
De zoektocht verliep uitermate moeizaam omdat er zoveel jaren verstreken waren. Pas na maanden boekten we een klein succes. Enkele schilderijen van de bewuste veiling waren na de oorlog door de Monuments Men in Duitsland teruggevonden. De Monuments Menvormden een speciale eenheid van het geallieerde leger die zich bezighield met het opsporen van door de nazi’s geroofde kunst. De schilderijen, zo ontdekten wij, waren door de Monuments Men na de oorlog teruggegeven aan de Nederlandse overheid. Die had de schilderijen echter niet teruggegeven aan de erven – wat haar taak was – maar zonder enige schroom op veilingen verkocht! De opbrengst was in de staatskas verdwenen.
Anna hangt daar aan de muur
Wij waren nu vastbesloten om verder te zoeken. We richtten ons op een ander werk uit de veilinggids dat niet door de Monuments Men was teruggevonden, een schilderij van Cornelis van der Voort. Op het schilderij is Anna Jacobsdochter Blaeu geportretteerd, de moeder van de bekende Nederlandse dichter P.C. Hooft.
Na enig speurwerk werd duidelijk dat het schilderij de oorlog had doorstaan: in 1965 was het bij een Duits veilinghuis verkocht. Maar wie was de koper geweest? Zulke informatie is na al die jaren niet meer te achterhalen. Ik had de moed al opgegeven, tot we ontdekten dat Anna Blaeu in het Amsterdam Museum hing.
Amsterdam Museum in contact met erfgenamen
Ruim zeventig jaar na de veiling hadden we het schilderij gevonden dat eens had toebehoord aan Paul May, de man die zo tragisch aan zijn einde was gekomen. Het Amsterdam Museum was behoorlijk geschrokken en nam contact op met de erven May. Het televisieprogramma Brandpunt besteedde uitgebreid aandacht aan deze gevoelige zaak waarin ook de Nederlandse overheid een sneer kreeg.